Preek van de 2de zondag na Driekoningen (19 januari 2020)

We zijn terug bij het groen. In de gewone tijd, de tijd door het jaar, zoals we nu al enkele decennia horen, in een even gewone liturgie... Wat een vergissing! Want we zitten nog steeds in de kerstcyclus, en dat is tot aan septuagesima. Zie de kerstcyclus als een grandioos drama in drie handelingen, dat tot doel heeft om de Incarnatie van het Woord en onze eigen heiliging op drie verschillende manieren te manifesteren.
Het eerste deel van deze cyclus ontwikkelt zich tijdens de vier weken van de advent. Het onthult ons, door middel van profetische figuren en woorden, het grote dogma van een door God geschapen mens en bereidt ons voor op deelname aan dit grote mysterie.
Het tweede deel omvat, met de Kersttijd, alle mysteries van Jezus' kindertijd. Zoals de heilige Johannes zegt, doet het ons "zien met onze ogen en aanraken met onze handen het Woord van het leven dat zich in de schoot van de Vader bevond en dat aan ons verscheen, zodat we in gemeenschap met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus kunnen komen en onze vreugde volkomen mag worden. (1 Joh 1)"

EPISTEL Rom 12:6-16

Dierbaren, we hebben verschillende gaven overeenkomstig de genade, die ons geschonken is: is het een profetie, houde zich aan de maat van het geloof; is het een bediening, men houde zich aan de bediening; wie leraar is, houde zich aan het onderricht; wie vermaant, houde zich aan de vermaning; wie uitdeelt, doe het in eenvoud; wie vóórzit, doe het met ijver; wie barmhartigheid beoefent, doe het blijmoedig. De liefde zij ongeveinsd; verfoeit het kwaad, blijft gehecht aan het goede! Hebt in broedermin elkander hartelijk lief, acht elkander hoger dan uzelf; weest onverdroten in ijver, vurig van geest in de dienst van den Heer. Weest blijde in de hoop, geduldig in het lijden, volhardend in het gebed; helpt de heiligen in hun noden, legt u op de gastvrijheid toe. Zegent hen, die u vervolgen; zegent ze, en vloekt ze niet. Weest blij met de blijden, weent met de wenenden; weest eensgezind onder elkander. Weest niet hooghartig, maar daalt tot de eenvoudigen af; wordt niet wijs in uw eigen oog.

EVANGELIE Jh 2:1-11

In die tijd werd er een bruiloft gevierd te Kana van Galilea. De moeder van Jezus was er tegenwoordig, en ook Jezus met zijn leerlingen waren ter bruiloft genodigd. En toen er gebrek kwam aan wijn, sprak de moeder van Jezus tot Hem: Ze hebben geen wijn meer. Maar Jezus zei haar: Vrouw, wat is er tussen Mij en u? Nog is mijn uur niet gekomen. Zijn moeder sprak tot de bedienden: Doet wat Hij u zeggen zal. Daar waren nu zes stenen kruiken, elk van twee of drie maten inhoud, die er voor de joodse reiniging waren geplaatst. Jezus zei hun: Vult de kruiken met water. Ze vulden ze tot boven toe. Toen sprak Hij tot hen: Schept er nu uit, en brengt het naar den hofmeester. Ze brachten het. Zodra nu de hofmeester van het water geproefd had, dat wijn was geworden, (hij wist niet, waar die vandaan kwam; maar de bedienden, die het water hadden geschept, wisten het wel), riep de hofmeester den bruidegom, en zei tot hem: Iedereen schenkt eerst de goede wijn, en als men goed gedronken heeft, dan de mindere soort; maar gij hebt de goede wijn tot nu toe bewaard. Zo deed Jezus zijn eerste wonder te Kana van Galilea, en openbaarde Hij zijn heerlijkheid. En zijn leerlingen geloofden in Hem.
Het derde deel tenslotte – waar we nu zijn - vindt plaats in de tijd na Driekoningen, en ligt in het verlengde van de Kersttijd. De goddelijkheid van Jezus blijft zich doen gelden. Maar hier zijn het niet langer de engelen van het Gloria in excelsis, noch de ster van de Wijzen, noch zelfs de stem van God de Vader en de verschijning van de Heilige Geest, zoals bij het Doopsel van Onze Heer, die verkondigen dat Jezus de Heer is. Het is Christus zelf die handelt en spreekt in God! Hij zal, zoals de Kerk ons in de Paascyclus herinnert, de onderwerping van onze geest en ons hart aan zijn leer en aan de geboden die hij ons oplegt, eisen. Daarom moeten zijn woorden en daden zijn goddelijk gezag tonen. Want uit goedheid vraagt God ons  niet om te geloven zonder dat Hij ons "de middelen geeft" om dat te doen. Hij helpt ons te geloven, geeft ons goede redenen, die de zwakkeren in hun gebrek aan geloof versterken: dat is de rol van wonderen en profetieën.
Dit is de rol van wonderen en profetieën. Daarom zijn de evangeliën van de 2de , 3de  en 4de zondag na Driekoningen genomen uit de reeks van wonderen die de heilige Mattheus beschrijft en zijn die van de 5de en 6de zondag parabels die dezelfde evangelist neerschrijft om aan te tonen dat Jezus de Messias is. Vandaag verandert Jezus water in wijn, morgen zal hij de wind, de ziekte en de zee bevelen en dan zal hij op afstand of met een eenvoudig gebaar genezen. Hij is dus inderdaad God. Jezus spreekt ook zoals alleen God dat kan.
We zien duidelijk dat de mysteries van Kerstmis die we zojuist hebben meegemaakt, een perfecte continuïteit vinden in deze paar zondagen, een tijd die is gewijd aan de openbaringen van Jezus, dat wil zeggen aan het bekend maken van zijn goddelijkheid.
Is dat alles? Moeten we het daar bij laten? Nee, natuurlijk niet. Deze openbaringen zijn er om ons iets over te brengen: het woord van God, zijn gedachte, zijn Woord. Want God wil niet alleen zichzelf bekend maken. Hij wil ook bemind worden.
De woorden van Christus zijn de directe en waarneembare uitdrukking van Gods gedachten. "De dingen die ik zeg, zeg ik zoals de Vader ze zei. (Joh 12:50)” En zoals de Heilige Gedaanten die het voorwerp van onze aanbidding zijn omdat ze de goddelijkheid bevatten, eist de leer van Jezus geloof en respect van ons omdat het de eeuwige waarheid is. "Wie nalatig het heilige woord ontvangt, is niet minder schuldig dan wie het lichaam van de Zoon van God op de grond laat vallen.” (H. Caesarius van Arles, ook toegeschreven aan de H. Augustinus) Wat de heilige Paulus zegt over de Eucharistie: "Wie het lichaam van de Heer op onwaardige wijze eet, eet zijn eigen oordeel" (1 Kor 11:29), zegt Jezus over zijn heilige woord: "Wie mijn woorden niet aanneemt, heeft er een, die hem oordeelt; het woord, dat Ik sprak, dat zal hem oordelen op de jongste dag." (Joh 12:48), want het verwerpen ervan is het verwerpen van het Woord dat zich in deze vorm aan ons openbaart. Maar Jezus heeft niet alleen "de waarheid gezegd" (Joh 8:40); volgens zijn sterke uitdrukking "deed hij de waarheid" (Joh 3:21). De natuur van de Vader bezitten, is niet alleen zijn leer, maar ook zijn almacht. "Niets kan de Zoon doen uit Zichzelf, maar alleen wat Hij de Vader ziet doen; want al wat Deze doet, dat doet de Zoon eveneens." (Joh 5:19) En daarom zijn zijn wonderen, net als zijn woorden, een manifestatie van zijn goddelijkheid. "De werken, die Ik verricht in de naam van mijn Vader, die getuigen voor Mij." (Joh 10:25) Een man zou niet kunnen spreken en handelen als Jezus als hij niet God was. Dit is een van de bewijzen die ons in staat stellen om te bevestigen dat de ware godsdienst de christelijke godsdienst is: Jezus is God en dat heeft hij gezegd. Hij is er zelfs voor gestorven. De anderen, de valse profeten, durfden nooit te beweren dat ze God waren.
Dus verklaarde Jezus achtereenvolgens: "Wanneer Ik niet gekomen was en niet tot hen had gesproken, dan zouden ze geen zonde hebben; maar nu hebben ze geen verontschuldiging voor hun zonde” en  “Had Ik onder hen niet de werken gedaan, die niemand anders gedaan heeft, dan zouden ze geen zonde hebben; maar nu hebben zij ze gezien, en toch èn Mij èn mijn Vader gehaat.” (Joh 15:22 en 24)
Deze twee zinnen vatten, met betrekking tot Jezus, de hele tijd na Driekoningen samen. En in het epistel van de Heilige Paulus aan de Romeinen moeten we de geest ervan zoeken. Niet alleen roept God, trouw aan zijn belofte, de Joden op om het koninkrijk waarvan zijn zoon koning is binnen te gaan, maar ook roept hij, vol van barmhartigheid, alle mensen op om deel uit te maken van ditzelfde koninkrijk. Wat een nieuws! Het paradijs, de eeuwige vreugde, is mogelijk, omdat God ons tot zijn kinderen wil maken. Hier tellen noch onze kracht, noch onze verdiensten, maar de Hoop. En onze Hoop is gegrond, want Zijn milddadigheid is overvloedig, zoals de kruiken in Kana gevuld met uitstekende wijn getuigen. Bijna vijfhonderd liter! Om ons te laten zien dat God, als Hij geeft, niet telt en dat Hij alleen nederigheid en onderwerping van ons verwacht, zodat Hij de wonderen van Zijn genade zo snel mogelijk kan verrichten.

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.


kanunnik Adrien Mesureur, zondag 19 januari 2020, Basiliek van Dadizele

Reacties