Preek van de 13de Zondag na Pinksteren

Wij zijn melaatsen. Dit is de boodschap van het Evangelie.

Het is misschien moeilijk te aanvaarden, maar toch is het zo. We zijn melaatsen, zieken, die hulp van God nodig hebben en van Zijn heilige genade. Wanneer we het moeilijk hebben, roepen we hetzelfde als de tien melaatsen, ook al beseffen we het niet: "Jezus, wees ons genadig." Wanneer we in geldnood zitten, geen werk hebben, of met moeilijke gezinssituaties te maken krijgen... kortweg, wanneer we zelf niet langer in staat zijn om een oplossing te vinden.

De vraag die het Evangelie ons stelt is de volgende: welk soort melaatse zijn wij?

We weten dat Gods genade volledig vrij is. God schenkt ons die, omdat die goed is voor ons of voor anderen. Zo kan het gebeuren dat een genezing niet de persoon zelf dient, maar als teken voor anderen. Maar in ieder geval is ze volledig vrij en ons niet verschuldigd. Genade wordt namelijk niet verdiend.

Toch houdt God rekening met wat we doen met die genade om ons al dan niet voor te bereiden op toekomstige genadegaven.

Het Evangelie spreekt van tien melaatsen, tien genadebehoevenden. En ze hebben al genade ontvangen: ze zijn melaats geworden.

We zouden kunnen zeggen: "Dat is wel een bijzondere genade, het soort genade dat we liever missen." En toch is dat niet zo. Als alles goed gaat voor ons dan gedragen we ons alsof we niet van God afhankelijk zijn. We menen almachtig te zijn, vergeten onze Koning te dienen en dienen enkel onszelf. In dit geval hebben de tien melaatsen de gave van nederigheid ontvangen: een herinnering aan het feit dat we niets zijn zonder God. Telkens wanneer we God vergeten, doet Hij hetzelfde met ons. Kordaat herinnert Hij ons aan Zijn aanwezigheid.

In hun nood, zien ze God. En God, onze Heer, verleent hen een actuele genade. Actuele genade is genade die ons te hulp komt op een bepaald moment, in het hier en nu. Deze genade past zich hier niet toe op de ziel, maar op het lichaam.

Dat brengt ons bij onszelf: op de terugweg zijn we zo blij dat we genezen zijn, dat we God volledig vergeten. God heeft nu eenmaal Zijn werk gedaan zoals we het van Hem verwachtten: "Bedankt en de kost!". Soms zeggen we zelfs niet eens "bedankt", net zoals in het Evangelie het geval is. Enkel de vreemdeling, een Samaritaan, denkt eraan.

Zoals jullie weten, werden de Samaritanen veracht. Ze waren schismatici en sektarisch. Valse broeders, mensen waar we niet mee moeten omgaan. En toch is hij de enige die dacht aan God. De Schrift zegt: "Eén van hen keerde terug, zodra hij zich genezen zag. Met luider stem verheerlijkte hij God en hij viel op zijn aangezicht neer voor zijn voeten, en dankte Hem". Enkel hij. Jezus Christus vestigt zelfs de aandacht erop. "Maar waar zijn de overige negen? Zijn die niet genezen? Beseft enkel de ketter dan dat hij "Bedankt, God" moet zeggen?"

Wel ja, hij is gewoon het perfecte voorbeeld van de doorsnee katholiek. Er zijn priesters, zelfs verschillende gemeenschappen ervan, de sacramenten... Iedere dag kan hij tijdens elke Mis de Heer zien neerdalen op aarde. Er zijn ook allerlei regels. Maar dat alles maakt deel uit van zijn leven, dus dat is niets verwonderlijks meer. En het resultaat daarvan is dat de Mis tijdens de week hem niet erg interesseert, de biecht kan gerust enkele maanden wachten, en voor de preken van de priester heeft hij niet veel aandacht. Er zijn toch iedere zondag preken en we moeten wat de priesters zeggen ook niet al te letterlijk nemen. En zo krijgen we onverschillige katholieken waarvoor de genade iets doodnormaal wordt en waar we onze toevlucht tot nemen als we daar zin in hebben. Ondanks het duidelijk verlangen van God, volhard ik in mijn trots, mijn slecht voorbeeld, mijn houding en mijn handelen. Aangezien ik 's zondags naar de Mis ga, moet God zich maar naar mij buigen wanneer ik Hem om iets vraag.

Het resultaat laat niet op zich wachten: de genade blijft uit. De negen melaatsen worden genezen, maar daar blijft het ook bij.

De Samaritaan daarentegen wordt verrast door de genade. Hij beseft dat het over iets uitzonderlijks gaat en verheerlijkt meteen God. Hij wordt er ook voor beloond: "Sta op, en ga heen; uw geloof heeft u gered.".

Hij ontving een actuele genade die puur lichamelijk was, maar ontvangt nu de genezing van zijn ziel.

De genade is inderdaad een vrije gave. Niets verplicht onze Heer ertoe om nieuwe genade te schenken. Als Hij ons al honderd keer genade geschonken heeft, betekent dit niet dat we er ook voor de honderd-en-eerste keer zullen ontvangen. Hij kan ze even goed weigeren als we er niet mee weten om te gaan.

Als we echter zoals de Samaritaanse melaatse dank brengen aan God dan volgt er nog veel grotere genade. Dat is het begin van de heiligheid.

Tot zijn bekering bevond de Heilige Augustinus zich in beerput van zonde. Kort daarna klom hij recht naar de hemel op. De ene genade volgde op de andere, de ene aanvaarde genade leidde tot duizend andere. Maar ook het omgekeerde geldt: mensen door God verwend die al hun gaven verliezen door hun weigering om de weg van God te volgen.

De negen joodse melaatsen zijn als de katholiek die zich als moslim gedraagt. Hij heeft een gedragscode waaraan hij zich moet houden en waarvan hij verwacht dat het hem de hemel zal verdienen. God bedanken, geestelijke literatuur lezen of zich met God bezighouden is van geen tel. Zolang je God niet te veel lastigvalt, zal alles wel goed zijn. Maar dat is niet hoe het werkt.

De melaatse Samaritaan toont de vreugde en het vuur van de nieuwe bekeerling. Alles is mooi, alles is prachtig. Iedere morgen zouden we diezelfde bewondering moeten hebben.

Als we trachten Gods plan te zien voor ons, als "Bedankt, mijn God" steeds in onze gedachten hangt en op onze lippen ligt, dan zullen we niet ontgoocheld worden. Dan worden we in plaats van onverschillige katholieken gefascineerde katholieken. Enkel zij bieden de garantie voor de redding van een koppel, een gezin en een land.


In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.


Kan. Fréderic de Martin ICRSS, zondag 3 september 2017, Basiliek van Dadizele.


Reacties