Preek van de 15de zondag na Pinksteren
De menigte was net getuige van iets ongelooflijks: een verrijzenis. Een kind dat dood was, begint in ieders bijzijn te spreken. Het volk begrijpt meteen dat enkel God bij machte is dit te doen en dat God dus onder hen is gekomen. Dat is op zich al erg belangrijk. Tegenwoordig wordt het dorp wat verwaarloosd. Ook toen moet dat al zo geweest zijn. Dat een profeet in hun midden zou komen, was gewoonweg miraculeus. Maar voor God is dat allemaal van geen belang. Enkel de weduwe telt en waar ze is doet er niet toe. Het spreekt voor zich dat de situatie waarin de weduwe zich bevindt erg triest is. Ze heeft geen man die haar steunt, geen inkomen, en het enige geluk in haar leven, haar bloedeigen zoon, is haar ontnomen. Ze zou haast kunnen sterven van verdriet. Was ze bijzonder vroom of heeft ze tot God gesmeekt? Of was ze vooral om zichzelf bekommerd zonder te denken aan Gods almacht? Het Evangelie vertelt het ons niet dus we kunnen het niet weten. Soms handelt God wanneer we erom vragen, soms