Preek van de 24ste zondag na Pinksteren

"Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Zo de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft ze alleen; maar zo ze sterft, brengt ze rijke vruchten voort." (Joh. 12:24)

Bomen, grote planten, zuurdesem: zo geeft de Heilige Schrift weer wat we zijn. Of tenminste, als wat we moeten zijn. We moeten groeien. Het epistel zegt hetzelfde: "En gij, van uw kant, zijt navolgers geworden van ons en van de Heer."

Vroeger waren we niet meer dan een graankorrel, een mosterdzaadje, maar intussen zijn we gegroeid. In Israël kan een aar tarwe 60 tot 100 zaden voortbrengen. Een mosterdplant kan wel honderden zaadjes produceren. Het is zoals de parabel van de talenten: je moet ze benutten zodat ze vrucht voortbrengen. Het is een mooie weergave van ons geestelijk leven.

Neem de heilige Franciscus van Sales. Hij begon de heiligheid op vroege leeftijd na te jagen. Als kind was hij erg gevoelig en koleriek. Maar hij heeft aan zijn kwaliteiten gewerkt en zo komaf gemaakt aan zijn gebreken. Toen hij bisschop was, dacht niemand dat hij koleriek was. Enkel de onderkant van de tafel die hij bekraste om zijn problemen niet te tonen aan de buitenwereld, getuigde ervan.

Sint-Augustinus is heel wat later begonnen. Als jongeling schuwde hij de ergste middelen niet aan te wenden om zijn doelen te bereiken. Na een late bekering, heeft hij zich geweid aan een deugdzaam leven dat een voorbeeld werd voor zijn medeburgers. De Heilige Hiëronymus is er ook pas laat mee begonnen. Zijn hele jeugd lang deed hij alles, behalve zijn erg slechte karakter aanpakken, maar aan het eind van zijn leven was hij op z'n minst niet meer zo onaangenaam. In de tijd die God hem gegeven had, ging hij zo ver als hij maar kon.

De heiligheid bestaat erin telkens beter te doen dan de voorgaande dag. Zelfs de meest hardnekkige zondaar kan zich bekeren en zich afkeren van zijn zondige neigingen. De Britse schrijver Oscar Wilde schreef na zijn eigen bekering: "Iedere heilige heeft een verleden en iedere zondaar een toekomst." En inderdaad, gelijk wie kan heilig worden. De heiligen waren eerst ook maar "gelijk wie".

We zijn maar een klein zaadje, niks niemendal, en toch kunnen we ongelooflijk veel vrucht dragen.

Niettemin moeten we met één ding rekening houden, een geestelijk principe: een graankorrel kan zich maar op één manier ontwikkelen en vermenigvuldigden, en dat is door te sterven.

De Heilige Johannes zegt ons: "Zo de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft ze alleen; maar zo ze sterft, brengt ze rijke vruchten voort. Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen; maar wie in deze wereld zijn leven haat, zal het behouden ten eeuwigen leven." (Joh. 12:24-25)

De Heilige Ignatius van Antiochië wist dat hij voor de leeuwen zou worden geworpen en een marteldood sterven. Hij noemde zich de tarwe van God. Om vrucht te dragen, moest ze verpletterd worden.

Wij allen moeten zoals de graankorrel "verpletterd" en vernietigd worden als we vrucht willen dragen. Het bloed van de martelaren heeft de christenen doen groeien. De Kerk groeit dankzij de christenen die zich voor de Heer opofferen. Maar anderzijds groeit Christus ook in onszelf telkens we hetgeen niet van Hem is in onze ziel tenietdoen. Christus wil graag die plaats innemen, maar daarvoor moeten we orde op zaken stellen en Hem toelaten Zijn plaats in te nemen. Hoe meer er van ons overblijft, hoe verder Christus te zoeken is. Maar ook omgekeerd. We moeten komaf maken met de liefde voor onszelf en onze verlangens zodat Gods liefde en de wil van Christus vrucht dragen in ons.

Onze heiligheid hangt af van dat maalproces. Stel dat we een vijand hebben: als we onze eigenliefde "fijnmalen" om die persoon te groeten als we die tegenkomen dan zal dat de vrucht van vrijgevigheid in ons voortbrengen. Als we ons verlangen naar een beter smartphone of een betere internetverbinding "verbrijzelen", en in de plaats daarvan onze middelen aanwenden voor banale maar noodzakelijke zaken zoals boodschappen doen, dan zullen we als dagdagelijkse martelaar de vreugde zien die zelfverloochening met zich meebrengt. Als we onze boosheid tenietdoen en ons dwingen om anderen niet te doen lijden onder ons slecht humeur, dan geven we de boom der zachtmoedigheid tot drinken - iets wat we voordien misschien niet eens kenden.

Geestelijke vooruitgang vereist dat we zaken leren opgeven. Weliswaar wanneer het nuttig is. Het moment zelf is dat lastig. Maar wat krijgen we ervoor terug!

We mogen niet bang zijn om ons te verloochenen, want Christus neemt onze plaats in. Als we Christus onze plaats geven dan zullen we waar geluk kennen in ons leven.

De duivel is niet de grootste vijand die we moeten overwinnen. Ook de wereld niet. Onze eigen wil is onze grootste vijand. Als we onze wil verpletteren en tot gruis herleiden, dan heeft de duivel geen kans meer om ons binnen te dringen. Zo wint het Hemels Koninkrijk terug aan terrein.

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

kan. Frédéric de Martin ICRSS, zondag 19 november 2017, Basiliek van Dadizele

Reacties