Preek van de 2de Zondag van de Vasten

De Heilige Petrus is een beetje onhandig binnen de groep. Hij wil beletten dat Jezus gevangengenomen wordt in Jeruzalem. Hij wordt “Satan” genoemd. Hij wil Jezus beletten hem de voeten te wassen; hij wordt daarvoor terechtgewezen. Bij de gevangenneming wil hij vechten; dat mocht niet. Vandaag wil hij drie tenten laten opslaan tijdens de Gedaanteverandering… “Hij wist niet wat hij zei”, zegt de Heilige Markus ons. Maar, beminde gelovigen, vandaag zijn we allemaal zoals de Heilige Petrus. Begrijpen wij de Gedaanteverandering eigenlijk wel? Weten wij wel waarom Onze Lieve Heer naar de top van de berg Tabor ging om van gedaante te veranderen? En wat meer is, weten wij wat dat voor ons betekent? Laten we even bekijken wat de Kerk ons daarover te zeggen heeft.

EPISTEL 1 tes 4:1-7

Dierbaren, gij hebt van ons geleerd, hoe gij u moet gedragen en aan God welgevallig zijn, we bidden en smeken u daarom in de Heer Jezus, dat gij nog meer moogt uitmunten in uw levenswandel en in het behagen aan God, zoals gij dat van ons hebt geleerd, en zoals gij dat feitelijk reeds betracht. Gij weet toch wel, welke voorschriften we u uit naam van den Heer Jezus hebben gegeven. Want dit is Gods wil, uw heiliging: dat gij u namelijk van ontucht onthoudt; dat ieder van u zijn eigen vrouw weet te verwerven in heiligheid en eerbaarheid, niet in hartstochtelijke begeerlijkheid, zoals de heidenen, die God niet kennen; dat niemand zich te buiten gaat, en in deze aangelegenheid zijn broeder bedriegt. Want de Heer is de Wreker van al deze dingen, zoals we het vroeger hebben gezegd en voortdurend betuigd. Want God heeft ons niet tot onreinheid geroepen, maar tot heiligheid

EVANGELIE Mt 17:1-9

In die tijd nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes, zijn broer, alleen met Zich mee, en bracht ze op een hoge berg. En Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd; zijn aanschijn schitterde als de zon, en zijn klederen werden wit als sneeuw. Zie, Moses en Elias verschenen hun, en spraken met Hem. Toen nam Petrus het woord, en zei: Heer, het is ons goed, hier te zijn; zo Gij wilt, zal ik hier drie tenten opslaan: één voor U, één voor Moses, en één voor Elias. Terwijl hij nog sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk. En zie, een stem sprak uit de wolk: Deze is mijn geliefde Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb; luistert naar Hem. Toen de leerlingen dit hoorden, vielen ze op hun aangezicht neer, en werden zeer bevreesd. Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte ze aan, en sprak: Staat op, en vreest niet. Toen ze nu de ogen opsloegen, zagen ze niemand dan Jezus alleen. En terwijl ze afdaalden van de berg, gebood Jezus hun: Vertelt aan niemand dit gezicht, voordat de Mensenzoon van de doden is opgestaan.
Christus verschijnt voor drie van zijn dichtste leerlingen in volle majesteit. De Heer van leven en dood spreekt tot Elias (die leeft, zoals u weet) en Mozes (die gestorven is). En vanuit een wolk, zoals op de Sinaïberg, spreekt God de Vader. Een grotere Heerlijkheid kan een gewone sterveling hier op aarde niet ervaren. Deze Heerlijkheid is het doel van ons Evangelie. Enerzijds spreken ze, voor onze verblinde ogen, over Christus in Jeruzalem en dus van zijn komende offer, de Passie en het Kruis. Anderzijds, toont Hij zich in volle heerlijkheid en toont Hij ons wat er ons wacht na dit leven. En jawel, onze Heerlijkheid is een mens, God, gekruisigd. Onbegrijpelijk voor een ongelovige, maar niettemin de enige weg voor onze redding.

Onze Vasten is een vreugdevolle voorbereiding op de Verlossing. Een tijd die ons ertoe aanmoedigt om nader bij onze Heiland te komen. En Onze Lieve Heer wil ons door de Kerk en door Zijn Gedaanteverandering, in volle Vastentijd, het doel van onze inspanningen, vreugde en absolute vrede tonen. Maar deze vreugde die Hij ons toont is maar een klein staaltje van wat ons wacht. Desondanks willen de leerlingen, wij dus, het gebeuren niet verlaten. En dat is maar normaal ook! Wanneer we ergens gelukkig zijn, hebben we geen zin om weg te gaan. Wanneer we gelukkig zijn in een bepaalde omgeving, op een bepaald moment, in bijzijn van de mensen die we het meest liefhebben: waarom zouden we dan weggaan? Sommigen gaan gewoon helemaal niet weg. Geen enkele christen zou moeten weggaan. Het is waar, Onze Lieve Heer zegt ons dat het doel zich op het einde bevindt, en niet ervoor. Maar Hij ontzegt ons niet alles, in tegendeel. Hij deelt met ons een stuk van Zijn goddelijk leven, in onze ziel.

Laten we het even naderbij bekijken. In het Latijn betekent “transfiguratie”: verandering van aanblik. De Heilige Schrift leert ons dat “de rechtvaardigen zullen schijnen als de zon”, net zoals Mozes na het gebeuren op de Sinaïberg. Zijn gezicht was zo stralend dat hij het moest bedekken om de mensen niet te verblinden. Iemand die naar het Geloof leeft, dat laat zich zien. We weten allemaal dat het gezicht de spiegel is van de ziel. Een kind, bijvoorbeeld, kan moeilijk verbergen wat er in hem omgaat. Als het gelukkig is dan is zijn gezicht mooi om te zien. Als het omgeven is door ongeluk en zonde, dan is het niet zo mooi om te zien. Een volwassene kan, tot op zekere hoogte, uiterlijk verbergen wat er in zijn ziel omgaat, maar nooit volledig. Dat is onmogelijk. In filosofische termen spreekt men van hylemorfisme; dat betekent dat we allemaal geschapen zijn met een ziel en een lichaam; en de ziel is het levensprincipe dat ons hele wezen doordrenkt. Enkel de dood verbreekt deze band. Als onze ziel opbloeit, dan manifesteert zich dat in ons lichaam. Als het lichaam lijdt, dan lijdt ook onze ziel. Hoe meer de christen verenigd is met de Schepper, de Ultieme Schoonheid, hoe mooier zijn ziel, en hoe mooier zijn lichaam. Willen we een mooi lichaam? Verzorgen we dan onze ziel.

Om ons met God te verenigen, wordt ons vandaag op de Taborberg de contemplatie voorgesteld. En dat kan iedereen. Het is niet enkel een zaak voor pastoors, paters of zusters. Ieder van ons kan een tijdlang denken aan vuur, de zee, een geliefd gezicht of vuurwerk. We willen alles met onze ogen waarnemen. Als dat voor de schepping zo is, dan is het ook mogelijk met de Schepper. Sommigen hebben daarvan al kunnen proeven door hun retraites of andere middelen die katholieke gemeenschappen ons aanreiken. We hebben er gewoon wat tijd voor nodig. Het is niet nodig om dat twee uur lang te doen zoals de Karmelieten. Zelfs niet één uur. Maar af en toe een kwartier? Of een zevental minuten? Zeven minuten maar! Dat lijkt best doenbaar.

Maar we hebben er ook een plaats voor nodig. De Gedaanteverandering vond plaats op een bergtop, één van de meest vreedzame plaatsen bij uitstek. We moeten dus afgezonderd zijn, in de stilte, weg van alle drukte en lawaai. Aan ieder van ons om te bepalen of het beter ‘s avonds is of bij het opstaan, om niet in slaap te vallen… In ieder geval moeten we absoluut ons lichaam verzorgen die de tempel is van de Heilige Geest, en onze ziel, waar God zelf woont. We moeten het niet te ver gaan zoeken. Dat is waarom we de communie ontvangen, opdat ons hele wezen verenigd wordt met het Goddelijke en we gemeenschap hebben met Hem. 

Sint Augustinus verloor enorm veel tijd door God te zoeken waar Hij niet was, op basis van wat hij ons vertelt. En hij nam het zich kwalijk. Laten we ons overtuigen door te luisteren naar de woorden van Sint Augustinus zelf:

Te laat heb ik U lief gekregen, o schoonheid zo oud en toch zo nieuw, 
Te laat heb ik U lief gekregen. En zie, Gij waart in mij en ik was buiten: dáár zocht ik U. 
Ik stortte mij op de schone dingen die Gij gemaakt hebt, ik wanstaltige. 
Gij waart met mij, maar ik was niet met U! 
Ze hielden mij ver van U, die dingen – die er niet eens zouden zijn als ze niet in U bestonden.

Zeven minuten per dag; ontelbare zegeningen gegarandeerd voor het lichaam en ziel.


In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.


kanunnik Frédéric de Martin, zondag 17 maart 2019, Basiliek van Dadizele

Reacties