Preek van de 6de zondag na Pinksteren

De Wonderbare Broodvermenigvuldiging - Joachim Patinir
De Heilige Filippus Neri kreeg met een probleem te maken. Er kwamen geregeld mensen naar de Mis om de communie te ontvangen om meteen daarna te vertrekken. De Heilige Filippus Neri dacht na over een manier om dat te stoppen. Hij besloot om koorknapen met aangestoken kaarsen aan de kerkpoort te zetten. Wanneer die mensen meteen na de communie vertrokken, volgden de koorknapen hen een tijdje met hun brandende kaars. Verveeld vroegen ze hen: “Maar waarom volgen jullie ons toch?”. De knapen antwoordden: “We volgen jullie niet, maar onze Lieve Heer die jullie meedragen”. Net zoals de godslamp voor het tabernakel, kondigden ze dus aan voorbijgangers de aanwezigheid van God aan.

Ook al is het waar dat we dit probleem hier niet kennen, het kan best wel voorkomen dat we weggaan zonder dank te zeggen aan God. Nochtans lazen we vandaag het volgende: “Toen beval Hij de schare, zich neer te zetten op de grond. Hij nam de zeven broden, sprak een dankzegging uit, brak ze, en gaf ze aan zijn leerlingen, om ze hun aan te bieden.”

EPISTEL Rom. 6 : 3-11

DIERBAREN, wij allen, die gedoopt zijn tot de gemeenschap met Christus Jezus, zijn gedoopt tot de gemeenschap met zijn Dood? In die gemeenschap met zijn Dood zijn we dus begraven met Hem door het Doopsel, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden, zoals Christus door de glorie van den Vader uit de doden is opgewekt. Want wanneer wij met Hem zijn saamgegroeid door het beeld van zijn Dood, dan zullen we het ook wezen door dat van zijn Verrijzenis. Dit weten we: onze oude mens is gekruisigd met Hem, opdat het zondige lichaam ten onder zou worden gebracht, en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; want wie dood is, is vrij gemaakt van de zonde. Welnu, zijn we met Christus gestorven, dan geloven we ook, dat we met Hem zullen leven. We weten, dat Christus, opgewekt uit de doden, niet meer sterft, en dat de dood geen macht meer over Hem heeft; want zijn sterven was een sterven voor de zonde ééns en voor al, maar zijn leven is een leven voor God. Zo ook moet gij u beschouwen als dood voor de zonde, maar als levend voor God in Christus Jezus. 


EVANGELIE Mc. 8 : 1-9

IN die tijd, toen er weer een grote schare bijeen was, en deze niet te eten had, riep Hij zijn leerlingen, en zeide tot hen: Ik heb medelijden met de schare; want reeds drie dagen zijn ze bij Mij, en ze hebben niets te eten. Zo Ik ze hongerig naar huis laat gaan. zullen ze onderweg bezwijken; want sommigen van hen zijn van verre gekomen. Zijn leerlingen antwoordden Hem: Hoe zou men ze hier, in een woestijn, genoeg brood kunnen geven? Hij vroeg hun: Hoeveel broden hebt gij? Ze zeiden: Zeven. Toen beval Hij de schare, zich neer te zetten op de grond. Hij nam de zeven broden, sprak een dankzegging uit, brak ze, en gaf ze aan zijn leerlingen, om ze hun aan te bieden. En ze reikten ze uit aan het volk. Ook hadden ze enkele visjes; Hij sprak er de zegen over uit, en beval ook deze aan te bieden. Ze aten, en werden verzadigd; en ze zamelden de overgeschoten brokken bijeen: zeven korven vol. Er waren daar ongeveer vier duizend mannen. Toen liet Hij ze gaan. 
Onze Lieve Heer brengt dus altijd dank aan de Vader om te tonen dat Hij ons eigenlijk niets verschuldigd is. Denk eraan dat het brood in het Evangelie steeds een zinnebeeld van de Heilige Eucharistie is.

De dankzegging na de Mis is zeldzaam en toch zo nodig. Een gelovige die zich recent bekeerd had, zei eens tot een priester na de Mis: „Ik snap het niet. Iedereen hier was zonet op de kruisiging aanwezig, maar praat nu over het weer.” In zijn ijver als recente bekeerling ging hij misschien wat kort door de bocht. Het is namelijk goed om na de Mis elkaar onder gelovigen te ontmoeten. Het is zelfs een vorm van liefdadigheid. En toch was zijn opmerking wel terecht als we de Mis verlaten zonder dank te zeggen voor de communie die we mochten ontvangen.

Om te beginnen moeten we beseffen dat de Werkelijke Tegenwoordigheid in ons blijft net zolang de gedaante - hetgeen we kunnen voelen - brood blijft. Tot een vijftiental minuten na de communie dus. Gedurende die tijd dragen we God in ons. Telkens we de communiceren, zijn we zo’n kwartier lang zoals de Heilige Maagd, die gedurende negen maanden God in zich droeg. Het ideale moment dus om Hem te bedanken terwijl Hij met ons is. “Bedankt”, zei de Heilige Teresia van Avila, “want Hij, de Heer, heeft het aanvaard om in onze ‘arme herberg’ onderdak te nemen.”

Laten we dus niet ondankbaar wezen. Onze Lieve Heer wil en smeekt om onze dankzegging. Jezus zegt het ons zelf wanneer na een wonderbare genezing van tien melaatsen, slechts één van hen Hem bedankt: „Waar zijn de negen anderen?” vraag de Heiland zich af. Ze waren zonet wonderbaarlijk genezen en toch kan er zelfs geen “dank u” van af. Wanneer we een groot geschenk ontvangen, dan zeggen we nochtans “dank u” uit beleefdheid.

Dat magische woord opent al van onze kindertijd deuren. Maar ook eens we groot zijn. Het magische woord kan de hemelpoorten openen. We ontvangen het mooist mogelijke geschenk; we ontvangen God zelf, die zich klein maakt en tot een hostie herleidt, zodat we Hem zouden kunnen ontvangen. In dat kleine stukje ontvangen we een deel van de hemel. We hebben dus een onmetelijk geluk zonder dat we het goed beseffen. De Heilige Pastoor van Ars zei dat “De wijzen uit het Oosten gelukkig geweest zouden zijn als ze het stalletje hadden kunnen verlaten en het Kindje Jezus met zich meenemen.” Dat is net wat we doen zonder dat we het beseffen.

Laat ons dus vooraleer we vertrekken een vijftal minuten onze vreugde tonen aan Hem, omdat we Hem mochten ontmoeten.

Er zijn verschillende manieren daarvoor. Sommigen mediteren over God in hun dankzegging. Zoals de boer tot de Pastoor van Ars zei: “Ik kijk Hem aan en Hij kijkt mij aan”.

Anderen richten woorden van dank tot Hem die recht uit het hart vloeien. Ze weten wat ze tot Hem willen zeggen. En nadat ze tot Hem gesproken hebben, luisteren ze naar Hem. Uiteindelijk spreekt God wel slechts tot degenen die bereid zijn om ook naar Hem te luisteren.

De anderen weten niet wat zeggen. Ze denken dat de woorden die ze willen gebruiken belachelijk zijn, of op z’n minst onhandig voor de gelegenheid. Dus nemen ze de woorden over van onze geestelijke voorvaderen. Dat zijn de mooie gebeden die we in onze missalen vinden. Sommige daarvan zijn wel vijftien eeuwen oud. Het is de perfecte gebedenbundel - het mooiste van al wat in de Kerkgeschiedenis ooit tot God is gezegd.

Denken we tot slot ook aan de Heilige Maagd, hoe zij God dankzegde net na het offer van haar Zoon, en laten we ons daarin leiden.

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

kanunnik Frédéric de Martin, zondag 1 juli 2018, Basiliek van Dadizele.

Reacties