Preek van de 15de zondag na Pinksteren

Opwekking van de jongeling van Naïn
Beelden we ons een zee van mensen in, één tot twee miljoen, die wachten om door een niet al te grote doorgang te gaan. Plots komt een gewapende menigte van achter tevoorschijn met de bedoeling een misdaad tegen de hele bevolking te begaan. Beelden we de wanhoop van die mensen in. Honderdduizenden gezinnen die in een val zitten. De angst is enorm. Niemand weet hoe ze eraan moeten ontsnappen. 

Uit het niets verschijnt een enorme vuurkolom die zich tussen de twee enorme groepen plaatst. Die kolom blijft er tot de laatste Hebreeër de Rode Zee is doorgetrokken. Om alles tot een goed eind te brengen, sluit God de wateren over de Egyptenaren wanneer deze de Rode Zee hebben betreden (Ex 14). Kunt u zich een grootser mirakel voorstellen? En hielden de mensen die het mirakel gezien hadden, op met geloven eens ze op de Sinaïberg aangekomen waren, en ze maakten zich een afgod.

EPISTEL Gal 5:25-26,6:1-10

DIERBAREN, zo we leven door de geest, laat ons dan ook handelen naar de geest; niet begerig naar ijdele glorie, elkander niet tartend, elkaar niet benijdend. Broeders, wanneer iemand onverhoopt een mis. stap heeft begaan, dan moet gij, die geestelijk zijt, hem terecht helpen in de geest van zachtmoedigheid; slaat een blik op uzelf, want ook gij kunt worden bekoord. Draagt elkanders lasten; zo zult gij de Wet van Christus volbrengen. Want wanneer iemand zich inbeeldt, iets te zijn, terwijl hij niets is, dan bedriegt hij zichzelf. Laat iedereen zijn eigen gedrag maar eens onderzoeken; dan zal hij zich hoogstens op zichzelf kunnen beroemen, maar zeker niet door een vergelijking met anderen; want iedereen gaat onder zijn eigen last gebukt. Die onderwezen wordt in de leer, moet zijn leraar in al zijn goederen doen delen. Bedriegt u niet: God laat niet met Zich spotten. Wat de mens zaait, zal hij ook oogsten; wie zaait in het vlees, zal verderf oogsten uit het vlees; maar wie zaait in de geest, zal eeuwig leven oogsten uit de geest. Laat ons dus niet moede worden, het goede te doen; want verslappen we niet, dan zullen we oogsten te zijner tijd. Welnu dan, zolang we nog tijd hebben, laat ons wèl doen aan allen, maar het meest aan de huisgenoten des geloofs. 

EVANGELIE Lc 7:11-16

IN die tijd ging Hij naar een stad. Naïn geheten, vergezeld van zijn leerlingen en van een talrijke schare. Juist toen Hij de stadspoort naderde, werd er een dode uitgedragen, de enige zoon van zijn moeder, die weduwe was. Heel veel mensen uit de stad vergezelden haar. Toen de Heer haar zag, had Hij innig medelijden met haar, en zeide tot haar: Ween maar niet. Hij kwam dichterbij, en raakte de baar aan; de dragers bleven staan. En Hij sprak: Jonge man, Ik zeg u: Sta op. De dode richtte zich op, en begon te spreken. Zo gaf Hij hem aan zijn moeder terug. Allen werden door vrees bevangen; ze verheerlijkten God en zeiden: Een groot profeet is onder ons opgestaan; en: God heeft zijn volk bezocht!
Stel je eens voor dat wij zo’n mirakel gezien hadden, en nog een heel aantal mirakels die erop volgden. Dan hadden we zeker geloofd, niet?

Neen. Helemaal niet. Onze ingesteldheid is niet beter dan die van het uitverkoren volk destijds. We zijn hier allemaal als de Heilige Thomas. En zeker niet als de Heilige Thomas van Aquino. De apostel Thomas. “We moeten kunnen zien!”

Al te vaak vragen we God om mirakels om te kunnen geloven. We geloven pas als we bewijzen hebben. De heilsgeschiedenis vertelt het ons wel duizend keer. Neem het Evangelie.

Onze Lieve Heer heeft heel wat mirakels gedaan. Erg indrukwekkend. Maar het is niet voldoende. We moeten steeds weer bewijs hebben dat wat Hij doet, niemand anders kan doen. Enkel God. Dat doet Hij in deze volgorde: eerst geeft Hij zich te kennen door mirakels, daarna predikt Hij tot de aanwezigen die geloven. En dat is het doel van de mirakels.

Omdat Hij wil aantonen dat Hij de Meester van leven en dood is, wekt Hij de zoon van de weduwe, haar enige steun, uit de doden op. Daarna predikt Hij het leven in God.

Maar we kunnen nog verder in de tijd gaan. Nemen we de apostelen. Ze hebben naast die verrijzenis nog twee andere gezien: die van de zoon van het hoofd van de synagoge (Mc 5), en die van Lazarus (Joh 11). Ze hebben de broodvermenigvuldiging gezien, de Gedaanteverandering op de berg Tabor, en allerlei genezingen van ziektes. Maar op de vooravond van Zijn lijden, is er één die hem verraadt, een ander die hem verloochent, en de tien anderen die vluchten.

En ja, we herkennen ons daarin.

Laten we er niettemin de moed in houden. God heeft ons geschapen. Hij weet hoe we in elkaar zitten. Hij kent de schade die de erfzonde ons heeft toegebracht. Daarom blijft Hij steeds met ons en blijft ons elke dag mirakels tonen.

Hoe kunnen we het mirakel niet zien van al die mensen die volgens de wetten van de natuurkunde een auto-ongeval niet konden overleven? Of de plotselinge genezingen in Lourdes? Of de kerken of beelden die een ramp overleefden die al het overige vernield heeft?

Het is nodig dat we deze mirakels inzien, want Onze Lieve Heer zit nooit zonder werk, zelfs op zondagen niet.

Toch hebben we ook ons deel bij te dragen. We moeten meewerken aan de doeltreffendheid van Zijn werken.

Het is gemakkelijk om te zeggen, nadat we doden hebben zien verrijzen: “Heer, ik wijd U heel mijn leven toe.” Het is heel wat moeilijker om dat iedere dag te zeggen. Trouwens, nu we het over mirakels hebben die we kunnen zien: we zien iedere zondag het mirakel van de Eucharistie dat zich opnieuw herhaalt, en het weerhoudt ons er niet van om zondaars te blijven.

Hoe willen we Onze Lieve Heer tonen dat we in Hem geloven? Dat we weten dat deze mirakels voor ons niets meer zijn dan het zoveelste bewijs dat Hij werkelijk aanwezig is in ons en ons helpt?

Door het tegenovergestelde te doen van de Hebreeën tijdens de Exodus, en in Hem te vertrouwen.
Door in Hem te vertrouwen nadat we de krant gelezen hebben of het nieuws bekeken hebben.
Door in Hem te vertrouwen nadat we het nieuwste schandaal in de Kerk vernomen hebben.
Door in Hem te vertrouwen nadat we slecht nieuws ontvangen hebben op het werk of in het gezin.
Door in Hem te vertrouwen wanneer we niets voelen tijdens het gebed.

God heeft al talloze mirakels gedaan. We kunnen enkel vaststellen hoeveel God ons in ons eigen leven al geholpen heeft. Laten we dus Zijn wil volbrengen, in Hem ons vertrouwen stellen, opdat we het Beloofde Land mogen binnentreden, de hemel, zoals Hij ons heeft beloofd. En alle mensen waarvan we houden, als we voor hen bidden.

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

kanunnik Frédéric de Martin, zondag 2 september 2018, Basiliek van Dadizele.

Reacties