Preek van de 26ste zondag na Pinksteren

Er was eens een man geboren zonder geduld… rond hem, tal van virtuele en echte relaties waarop hij een beroep deed om zijn vragen te beantwoorden, of aan zijn noden en behoeftes te voldoen. Hij moest altijd meteen een antwoord hebben of zijn zin krijgen… u snapt wel dat hij zo ongeduldig was dat hij niet kon wachten. Maar als deze man eens goed rondom zich had gekeken, en de ononderbroken stroom van berichten en bezigheden achter zich had gelaten, dan zou hij een dorre, lege woestijn gezien hebben. Een woestijn vol onafgewerkte projecten… vervreemd van zijn familie die hem verlaten had uit angst voor zijn driftbuien en zijn ongeduldige verwijten. Maar ook een leeg hart, want hij had al lang opgegeven om het te bekeren en te veranderen, aangezien hij niet kon aanvaarden dat er heel wat werk aan de winkel was om daar langzamerhand toe te komen.

EPISTEL 1 Tes 1:2-10

Dierbaren, steeds danken we God voor u allen, zo dikwijls we u herdenken in onze gebeden. Zonder ophouden toch zijn we voor God, onzen Vader, uw werkdadig geloof indachtig, uw zwoegende liefde, uw geduldige hoop op onzen Heer Jezus Christus. Van God geliefde broeders, van uw uitverkiezing zijn we overtuigd. Want ons Evangelie is niet tot u gekomen door woord alleen, maar ook met kracht, met den heiligen Geest, en met grote beslistheid; gij weet toch nog wel, hoe we om uwentwil onder u zijn opgetreden. En gij, van uw kant, zijt navolgers geworden van ons en van den Heer, door onder veel wederwaardigheden met een blijdschap van den heiligen Geest het woord te aanvaarden; zodat gij een voorbeeld werd voor alle gelovigen in Macedonië en Achaja. Want door u kreeg het woord des Heren een goede naam niet slechts in Macedonië en Achaja, maar in iedere plaats kwam uw geloof in God aan de dag. Ik had dus niet nodig, daarover te spreken; want uit eigen beweging vertelde men van ons: hoe wij onder u zijn opgetreden; en hoe gij u van de afgoden tot God hebt bekeerd, om den levenden en waarachtige God te dienen, en om uit de hemel zijn Zoon te verwachten, dien Hij van de doden heeft opgewekt: Jezus, die ons verlost van de komende Toorn.

EVANGELIE Mt 13:31-35

In die tijd hield Jezus de menigte deze gelijkenis voor: Het rijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand op zijn akker zaaide. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het is opgewassen is het groter dan het tuingewas, en wordt het een boom, zodat de vogels in de lucht in zijn takken komen nestelen. — Nog een andere gelijkenis sprak Hij tot hen: Het rijk der hemelen is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw onder drie maten meel mengde, totdat het meel geheel was gegist. Dit alles zei Jezus tot de menigte in gelijkenissen, en zonder gelijkenis sprak hij hun niet toe; opdat vervuld zou worden, wat door den profeet was voorzegd: "Ik zal mijn mond openen in gelijkenissen, en openbaren, wat verborgen was van de grondvesting der wereld af."
Op een dag viel deze ongeduldige man in een diep, zwart gat toen hij alleen was gaan joggen, aangezien hij niet kon verdragen dat zijn loopgezel te laat was. Hij probeerde natuurlijk om eruit te klimmen, maar hij beseft al gauw dat het gat gewoon te diep was… Hij weende en ging een hele poos tekeer. Niet zozeer uit doodsangst, maar omdat hij moest wachten… hij had namelijk begrepen dat je in het leven moet kunnen wachten. Wachten totdat de zon zijn martelplaats zou verlichten; wachten totdat zijn brein zou ophelderen en de boomtak zien aan de rand van de put; wachten totdat zijn handen die tak uiteindelijk na veel pogingen zouden bereiken met het touw dat hij had weten te maken… In die diepe put leerde deze ongeduldige man dat je zonder wachten geen grootse dingen kan bereiken, niets kan beslissen, en niets je kan redden. Want om de wereld te veranderen is tijd nodig, en om zichzelf te veranderen des te meer.

Dat is de les die het Evangelie van vandaag ons leert: het geduld van God. De wereld is niet geschapen in één dag… En God weet het maar al te goed, want Hij heeft ze geschapen! Maar Hij heeft nog veel meer dan zes dagen nodig om Zijn koninkrijk op deze ingewikkelde aarde te vestigen, in het hart van deze man. God wil ons naar de volmaaktheid leiden, maar daarvoor neemt Hij de weg van onze onvolmaaktheid. Wanneer Hij ons langzaam maar zeker verandert, dan verdraagt Hij vol geduld onze fouten en gebreken. God neemt Zijn tijd, niet zozeer voor zichzelf, maar voor ons. Als het van Hem afhing, dan waren we al lang bekeerd! Maar Hij wil ons niet doen overhaasten, zodat we er niet aan ten onder gaan of ontmoedigd worden. Vol geduld zet God de hemelse eg in gang om de grond om te ploegen: Hij trekt zijn werkschort aan om zich naar de tuin van ons hart te begeven en het terrein stap per stap terug te winnen. 

Dit is de fijngevoeligheid van God, geen onverschilligheid. In de hof van Getsemane lijdt de Zoon van God op voorhand door onze weigering om vooruit te gaan, en onze koppigheid om niet van het koren in ons hart te houden, maar wel van het kaf. Ondanks het lijden, blijft Hij: Hij is overtuigd dat de tijd – meer dan het ongeduld – zijn werk zal doen. Tijd en liefde: in het Frans hebben de woorden “geduld”, “patience”, en “passie” dezelfde stam; God houdt van ons met zoveel passie dat Hij geduldig onze ontrouw verdraagt en ons tegelijk aanmoedigt om onszelf ervan te bevrijden. Als het u overkomt dat u twijfelt aan de liefde van Onze Lieve Heer, denk dan aan de Hof op de Olijfberg. Op dat moment ziet de Zoon van God de enorme berg van zonden van de mensheid - Hij ziet ieder van ons in onze slechtste en donkerste daden. Toch maakt Hij geen rechtsomkeer. Het zou nochtans het goede moment geweest zijn, maar God houdt van ons en wijkt geen millimeter af van het Plan dat Hij voorheeft. Het liefdevolle geduld van God.

Laten ook wij met liefde antwoorden op ons ongeduld. We zijn ongeduldig in onze relaties, in ons gezin, op het werk, in de auto. Ongeduldig tegenover anderen, maar vaak ook in het verborgen tegenover onszelf. Laten we trachten om die ongeduldigheden te zien als alarmbellen die ons eraan herinneren dat we nog niet genoeg in God leven, in eenheid met Hem, in het Hart van God. Dan zullen we zien hoe belachelijk en nietig de redenen van ons ongeduld zijn, bij het aanschouwen van Gods liefde en Zijn oproep tot wat echt van tel is: de heiligheid. Dan zullen we Zijn genade in ons hart dragen zodat we het falen en de onvolmaaktheid van onze naaste vanuit Zijn standpunt zien: dat we wel willen dat het verandert, maar voor het goed van onze naaste en aan zijn tempo. Er zijn twee mogelijke manier om met ons ongeduld om te gaan: we kunnen de schroef van ons hart verder aandraaien, het deksel op de snelkookpan doen en op eigen kracht ons ongeduld in goede banen leiden. Dat kan nuttig zijn, maar is op zich niet voldoende en efficiënt. Daarom mogen we de tweede optie niet vergeten: naar God toegaan.

In het oplaaiende vuur is ons ongeduld een oproep om ons tot God te keren. Laten we zo handelen!

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

Reacties