Preek van de Plechtigheid van het Allerheiligste Hart van Jezus (zondag 21 juni 2020)

Er was eens een koning die leefde in een ver land. Op een dag kwamen zijn ministers langs en zeiden hem: “Majesteit, het wordt stilaan tijd om te trouwen! We kennen een mooie, jonge en deugdzame prinses die zeker bij u past.” Ze drongen aan zodat hij zou instemmen. Maar de koning antwoordde: “Vrienden, ik heb die jonge vrouw nog nooit gezien en jullie willen dat ik met haar trouw voor het leven? Hoe kan ik van iemand houden die ik niet ken?” 

De ministers waren niet onder de indruk en lieten een groot portret van de prinses brengen. “U wilt haar zien, Sire? Hier is ze dan. Welnu, huw haar!” Maar de koning zei hen dat hij haar in het echt wou zien. Ze organiseerden daarom een grote reis om de jonge vrouw aan hem voor te kunnen stellen. Toen ze verscheen aan de koning was hij onder de indruk. Zien is echter niet genoeg dus vroeg hij om haar ook te kunnen spreken. De ministers bereidden ter plaatse een audiëntie voor om de prinses en haar entourage te ontvangen met veel pracht en praal. Op die manier kon de koning enkele woorden tot haar richten. Na dit onderhoud richtten de ministers zich vervuld van hoop tot hun meester in de verwachting dat hij akkoord zou gaan om met haar te trouwen. Maar deze keer eiste hij dat hij haar onder vier ogen te kunnen spreken, daarna wat langer, en nog wat langer, en uiteindelijk dagelijks. De wanhopige ministers richtten hun ogen tot de hemel en dachten in zichzelf dat hun vorst belachelijk was en hij zo ver niet moest gaan om met een gerust geweten te kunnen trouwen. 

EPISTEL Ef 3:8-12,14-19

Dierbaren, aan mij, de geringste van alle heiligen, is deze genade geschonken: aan de heidenen de ondoorgrondelijke rijkdom van Christus te verkondigen, en het Bestel te doen zien van het heilsgeheim, dat van eeuwigheid verborgen was in God, de Schepper aller dingen; opdat thans door middel van de Kerk de veelzijdige Wijsheid van God bekend zou worden gemaakt aan de hemelse heerschappijen en machten. En dit is geschied volgens de eeuwige voorbeschikking, die Hij ten uitvoer heeft gebracht in Christus Jezus onze Heer. In Hem naderen we door het geloof in Hem, vrijmoedig en vol vertrouwen tot God. En daarom buig ik mijn knieën voor den Vader, van wie alle geslachten in de hemel en op de aarde hun naam hebben ontvangen: dat Hij naar de rijkdom zijner glorie u moge verlenen, krachtig naar de inwendige mens te worden gesterkt door zijn Geest; dat Hij Christus in uw harten doe wonen door het geloof; dat gij geworteld moogt blijven en gegrondvest in liefde. Dan zult gij tezamen met alle heiligen u een denkbeeld kunnen vormen van de breedte en lengte, de hoogte en diepte; en de liefde van Christus leren beseffen, die alle begrip te boven gaat; dan zult gij vervuld worden van de ganse volheid van God.

EVANGELIE Jh 19:31-37

In die tijd, daar het voorbereidingsdag was en er op de sabbat geen lijken aan het kruis mochten blijven, (het was nog wel een grote sabbat,) verzochten de Joden aan Pilatus, dat men hun de benen zou breken, en hen afnemen. Daarom kwamen de soldaten en braken de benen van den eerste, die met Hem was gekruisigd, daarna die van den tweede. Toen ze bij Jezus waren gekomen en zagen, dat Hij reeds was gestorven, braken ze Hem de benen niet. Maar een der soldaten doorboorde met een lans zijn zijde; en aanstonds vloeide er bloed uit en water. En hij, die het gezien heeft, legt er getuigenis van af, opdat ook gij geloven moogt. Zijn getuigenis is waarachtig; ook Hij weet, dat hij de waarheid zegt. Want dit is geschied, opdat de Schrift zou worden vervuld: "Geen been zal Hem verbrijzeld worden". En weer een ander Schriftwoord zegt: "Ze zullen opzien tot Hem, dien ze hebben doorboord".
Uiteindelijk hielden de koning en de jonge vrouw zo van elkaar dat ze besloten om te trouwen. Ze leefden nog lang en gelukkig en kregen veel kinderen.

We zijn het er allemaal over eens dat de koning wijs en voorzichtig is geweest. We kunnen slechts houden van wat we kennen, en goed kennen. In zijn plaats zouden we net hetzelfde gedaan hebben.

Waarom zouden we anders omgaan met God?

Waarom stellen we ons tevreden met te weten dat Hij bestaat, Hem op een schilderij te zien, of slechts wekelijks tot Hem te spreken?

Vanwaar de vrees om vaak en alleen tot Hem te spreken? Waarom zouden we mensen die aanbidden belachelijk vinden en dat het allemaal overdreven is?

Net zoals in het aardse leven, hebben we in het geestelijk leven nood aan een persoonlijke ontmoeting, aan intimiteit, waarbij de beminnenswaardige de beminde wordt. Hoe kunnen we zonder die tijd met twee, zonder dit van hart tot Hart, van echte liefde spreken? In dat geval gaat het over niets meer dan een vage, uiterlijke overeenkomst, een soort contract: “Ik doe iets voor Hem dus ik verwacht van Hem iets terug…”

En daar komt Jezus tot ons die ons Zijn hart biedt ter aanbidding: “die de mensheid zo lief heeft gehad dat Hij niets ontzag en zich uitgesloofd en afgemat heeft om hen Zijn liefde te betuigen” (Jezus tot de H. Margaretha Maria Alacoque)

We moeten begrijpen dat Hij ons aan onszelf overlaat als we beslissen om onze kracht uit een andere bron te putten dan Hem of als we menen dat we geen nood hebben aan het water van Zijn genade.

Als ons gebed iets mechanisch is, als het tabernakel stil blijft en de heilige Hostie gerespecteerd maar bijna inert, als het kruisbeeld en de afbeeldingen van heiligen in ons huis onzichtbaar worden, dan hebben we geen leven meer in ons, want onze liefde is verkild.

Het is dus tijd om die liefde te doen herleven, om ze terug aan te wakkeren met de enige Bron van leven die er is. Jezus zelf. Jezus en zijn vlammend hart dat aan ons verschijnt en zich laat aanraken in de Heilige Eucharistie, de perfectie van de Menswording. Zonder de Eucharistie is er geen eucharistisch leven mogelijk, met andere woorden: geen duurzaam innerlijk leven, helemaal geen leven!

We moeten dus naderen tot Jezus-Eucharistie, maar niet enkel via de Heilige Communie. Want u weet even goed als ik hoe gemakkelijk het is om Jezus tot zich te nemen, om Jezus te “stelen”, zonder dat we het beseffen. Nee! We moeten op onze knieën voor het tabernakel, daar waar Hij aanwezig is en Zijn hart klopt. En terwijl de stilte neerdaalt kunnen we Zijn hartslag gewaarworden, en de onze beetje bij beetje op de Zijne afstemmen, onze hartslag de Zijne maken.

Zodoende gaat de volgende uitspraak van Sint-Augustinus in vervulling: “Christus is mens geworden opdat de mens God zou worden”, en die van de Heilige Thomas van Aquino: “Om ons deel te doen hebben aan Zijn goddelijkheid, heeft de Zoon Gods onze natuur aangenomen opdat Hij, in Zijn menselijkheid, van ons mensen goden zou maken.”

kanunnik Mesureur, zondag 21 juni 2020, Sint-Dionysiuskerk Geluwe

Reacties